De herberg
Mens-zijn is een herberg
Elke ochtend nieuw bezoek
Vreugde, een inzinking, laaghartigheid,
een flits van inzicht
als een onverwachte gast
Verwelkom ze; onthaal ze allemaal
Zelfs een menigte verdriet,
die met geweld je huisraad
kort en klein slaat
Behandel toch elke gast met respect,
misschien komt hij de boel ontruimen
voor nieuwe gelukzaligheid
De sombere gedachte, schaamte, het venijn
Ontmoet ze lachend bij de voordeur
en verwelkom ze binnen
Wees blij met alles wat zich aandient
Ze zijn stuk voor stuk gestuurd
om jou als raadgever te dienen
Rumi
Het nut van wankelen
Heb geduld met al wat onopgelost in uw hart woont
en probeer de vragen zelf lief te hebben…
Zoek niet naar de antwoorden,
zij worden u wellicht niet gegeven,
omdat u niet in staat zou zijn ze te leven.
Leef de vragen nu.
Misschien dat u, op een dag in de toekomst,
langzamerhand, zonder het zelf te merken,
uw weg naar de antwoorden leeft.
Rainer Maria Rilke
Eigenlijk geloof ik niets
en twijfel ik aan alles,
zelfs aan U.
Maar soms,
wanneer ik denk
dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik
dat Gij Liefde zijt,
en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop,
Gij mij zoekt,
zoals ik U.
Gerard Reve (Verzamelde gedichten, 1965)
When I asked God for strength,
He gave me difficult situations to face
When I asked God for Brain & Brown*
He gave me puzzles in life to solve
When I ask God for favours,
He showed me opportunities to work hard
When I asked God for peace
He showed me how to help others
God gave me nothing I wanted
He gave me everything I needed
Swami Vivekananda
God woont in de Fokke Simonszstraat
Ik hoorde van een zeereerwaarde
en hoogbejaarde dominee:
de Here wou met onze aarde
niet één dag langer meer in zee.
Al zouden wij Hem overstelpen
met eredienst en dankgebed,
het zou geen ene moer meer helpen:
er werd een punt achter gezet.
Maar zie: daar was diezelfde morgen
zo’n rotjoch in de grote stad
een doodziek duiffie aan ’t verzorgen
dat-ie op straat gevonden had.
“Kristus, wat mot je dan? Wat wil je?
Ja, kijk me maar es effe an.
Godsallejeisis, beest, wat tril je,
Leg nou toch effe rustig, man.”
Toen heeft de Heer Zijn toorn bedwongen,
want Hij kreeg schik in het geval.
Hij spaarde dus de kleine jongen,
de zieke duif en het heelal.
Willem Wilmink
Rabbi Twerski over kreeften en stress
De weg van de hoop
Diep in onszelf dragen we hoop:
als dat niet het geval is,
is er geen hoop.
Hoop is de kwaliteit van de ziel
en hangt niet af
van wat er in de wereld gebeurt.
Hoop is niet te voorspellen of vooruit te zien.
Het is een gerichtheid van de geest,
een gerichtheid van het hart,
voorbij de horizon verankerd.
Hoop
in deze diepe krachtige betekenis
is niet hetzelfde als vreugde
omdat alles goed gaat
of bereidheid je in te zetten
voor wat succes heeft.
Hoop is ergens voor werken
omdat het goed is,
niet alleen omdat het kans van slagen heeft.
Hoop is niet hetzelfde als optimisme
evenmin overtuiging
dat iets goed zal aflopen.
Wel de zekerheid dat iets zinvol is
afgezien van de afloop,
het resultaat.
Václav Havel
De Ander
Tussen alle verwording van menselijke verhoudingen houdt de goedheid stand. Ze blijft mogelijk, ook al kan ze nooit een systeem of sociaal regime worden. Elke poging om het menselijke helemaal te organiseren is tot mislukken gedoemd. Het enige wat levendig overeind blijft is de kleine goedheid van het dagelijks leven. Ze is fragiel en voorlopig. Ze is een goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden, zonder triomf. Ze is gratuit, en juist daardoor eeuwig. Het zijn gewone mensen, ‘simpele zielen’, die haar verdedigen en ervoor zorgen dat ze zich telkens weer herpakt, ook al is ze volstrekt weerloos tegenover de machten van het kwaad. De kleine goedheid kruipt overeind, zoals een platgetrapt grassprietje zich weer opricht. Ze is misschien wel ‘gek’ – een ‘dwaze goedheid’ – maar ze is tegelijk het meest menselijke in de mens. Ze wint nooit, maar wordt ook nooit overwonnen!
Levinas. Altérité et transcendance.
Plaatsen, passages XII
Geef mij maar de brede, de trage rivieren,
de bewegingen die je niet ziet, maar vermoedt,
de drinkende wilgen, de zinloze dijken,
een doodstille stad aan de oever.
Geef mij maar de winter, het armoedige
landschap, de akker zonder het teken
van leven, de kracht van krakende heide.
Geef mij maar de kat als hij kijkt voor
hij springt om te vluchten, te vechten,
te jagen, te paren, als hij kijkt.
Geef mij maar het paard in galop maar
van hout, op zijn zij in het gras.
Geef mij maar een vraag en geen antwoord.
Rutger Kopland